Home » Samenvatting » 3. Herkennen en melden

3. Herkennen en melden

Luister in de audio player naar de samenvatting van hoofdstuk 3, voorgelezen door Noraly Beyer.

Hoe heerlijk is het, dat niemand een minuut hoeft te wachten met te beginnen de wereld langzaam te doen veranderen!

Anne Frank

Discriminatie is een veelkoppig monster. Het is onderscheid en uitsluiting op basis van onder andere etnische achtergrond, gender, geloof en levensovertuiging, seksuele oriëntatie en genderidentiteit, een handicap en leeftijd. En je vindt het in de zorg, het onderwijs en de horeca, op de arbeidsmarkt, de woningmarkt en op straat. Het is erg belangrijk discriminatie en racisme te leren herkennen. Niet alleen om discriminatie te voorkomen. Maar ook, als het toch gebeurt, om het te melden en bestraffen. Ook is het belangrijk ontwikkelingen goed in de gaten te houden. In Nederland wordt hier dan ook veel onderzoek naar gedaan. Zo ontdekken we welke aanpak goed werkt.

Om discriminatie op de goede manier en op de goede plek aan te kunnen pakken, om het bespreekbaar te maken en om te zorgen dat slachtoffers hulp krijgen is melden ontzettend belangrijk. Maar er zijn veel meer mensen die discriminatie ervaren dan dat er meldingen zijn. Dus wil het kabinet ervoor zorgen dat meer mensen bereid zijn discriminatie te melden. Onderzoek toont aan dat veel mensen niet weten waar ze kunnen melden, dat ze weinig vertrouwen hebben in instanties waar dat kan en dat ze na een melding weinig horen over het resultaat van hun melding. Antidiscriminatiebureaus moeten dus beter vindbaar zijn en duidelijker maken wat er gebeurt met een melding.

In dit hoofdstuk noemen we de versterkingen van de overheidsaanpak die zijn gericht op het herkennen en melden van discriminatie en racisme. Deze versterkingen komen bovenop het lopend beleid op deze onderwerpen, dat al eerder door het kabinet is ingezet.

Grotere zichtbaarheid voor antidiscriminatievoorzieningen

In 2022 start het kabinet onderzoek naar de inrichting, het takenpakket en de financiering van de antidiscriminatievoorzieningen (ADV’s). Hierbij wordt op verzoek van de Tweede Kamer ook gekeken naar hoe een vergelijkbare organisatie, zoals het Juridisch Loket, georganiseerd is.

Om de zichtbaarheid van de ADV’s te vergroten, zouden zij onder één landelijke naam moeten optreden. De huidige lage naamsbekendheid van de ADV’s vormt een bedreiging voor hun effectiviteit. Lang niet iedereen weet wat een antidiscriminatievoorziening is, zeker niet als deze in verschillende regio’s ook nog eens een aparte naam hebben. Dat maakt ook het voeren van landelijke campagnes ingewikkelder. De verwachting is dat het aantal meldingen van discriminatie toeneemt als de ADV’s onder één naam gaan opereren. De overheid zal het gesprek aangaan met de ADV’s om de invoering van één naam in 2023 te realiseren.

Momenteel zijn niet alle ADV’s lid van de branchevereniging discriminatie.nl. Het ministerie van BZK wil samen met de branchevereniging onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de vereniging te versterken. Daarmee kan de vereniging naar de leden toe een betere rol pakken.

Meldingsbereidheid vergroten

Het ministerie van BZK organiseert eind 2022 of begin 2023 samen met de ADV’s en andere meldinstanties een landelijke dag. Hier komen alle betrokken (meld)instanties voor het eerst bij elkaar. Tijdens deze dag worden de eerste resultaten van het onderzoek naar het meldingsproces besproken en omgezet in een concreet werkprogramma. Dat programma moet helpen de meldingsbereidheid van mensen te vergroten.

Het kabinet initiëert een grote algemene publiekscampagne om de meldingsbereidheid van burgers te vergroten.

Registratie van discriminatie onder moslims

Uit onderzoek blijkt dat 27 procent van alle Nederlanders discriminatie ervaart. Onder moslims is dit 55 procent. Er is een grote mate van onderregistratie van discriminatie bij moslims. Bij de inspanningen om de meldingsbereidheid van burgers te vergroten, is daarom nadrukkelijk aandacht voor discriminatie onder moslims.

Daarbovenop vindt de NCDR het wenselijk dat er een onafhankelijk nationaal onderzoek komt naar moslimdiscriminatie in Nederland dat binnen twee jaar wordt afgerond. De NCDR bespreekt onder andere met de Staatscommissie Discriminatie en Racisme of dit onderzoek in hun werkprogramma in te passen is.

Betere registratie

Omdat er geen fijnmazig onderscheid wordt gemaakt tussen verschillende soorten meldingen van discriminatie, wordt de duiding van discriminatiecijfers lastiger. Ook het gericht ontwikkelen van beleid wordt hierdoor bemoeilijkt. Daarom moet de registratie van onder andere moslimdiscriminatie en discriminatie van transgenderpersonen op basis van hun genderidentiteit worden opgepakt door meldingsinstanties van discriminatie die dat nog niet doen, zoals de politie en het College voor de rechten van de Mens.

Evaluatie Wet gelaatsbedekkende kleding

De Wet gelaatsbedekkende kleding wordt in 2023 geëvalueerd. Hierin worden niet alleen aanleiding, nut en noodzaak van de wet meegenomen maar ook de effecten ervan op de groep die het meest geraakt wordt door deze wet.

Onderzoek naar Bibob

De NCDR heeft signalen ontvangen dat gemeenten de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) gebruiken bij de vestiging van religieuze instellingen. Er moet een verkennend onderzoek komen naar hoe vaak, waarom en met welk resultaat de wet Bibob wordt ingezet wanneer religieuze instellingen zoals moskeeën en scholen met een islamitische signatuur worden opgezet.

Stagediscriminatie

De NCDR vindt dat het stagediscriminatie meldpunt in het Middelbaar Beroepsonderwijs SBB meer aandacht moet hebben voor, en meer ondersteuning moet bieden aan, het slachtoffer van discriminatie.

Arbeidsmarkt

Werkgevers, ook de rijksoverheid en maatschappelijke en onderwijsinstellingen, worden uitgedaagd om in jaarverslagen en bestuursverslagen te rapporteren over inspanningen op het vlak van diversiteit en inclusie en het tegengaan van discriminatie en ongelijkheid in brede zin. Denk aan gender, culturele diversiteit, mensen met een beperking, seksuele gerichtheid, leeftijd. Werkgevers die het goed doen, kunnen via verschillende initiatieven in de schijnwerpers worden gezet.

Handhaving door gemeenten

Aanzetten tot discrimineren kan met de huidige juridische middelen onvoldoende worden aangepakt door gemeenten. Dat is onbevredigend. Onderzocht zal worden welke handhavende en sanctionerende mogelijkheden er zijn, bijvoorbeeld via dwangsommen, het intrekken van vergunningen en het tuchtrecht. Daarbij moet worden gekeken hoe die benut en ingezet kunnen worden en of naast deze repressieve maatregelen nog andere oplossingen of aanvullende aanpak nodig zijn om deze problematiek aan te pakken.

Nader onderzoek in de zorg

De NCDR wil nader kwalitatief onderzoek laten doen naar de reikwijdte van discriminatie in de zorg. Denk aan onderzoek naar de situatie in verpleegtehuizen, of in de thuiszorg. Dit kan onder andere gedaan worden via een kennisprogramma van ZonMw. Ook kan de Staatscommissie het oppakken.

Eerder onderzoek leidt tot de aanbeveling aandachtsfunctionarissen discriminatie binnen zorginstellingen aan te stellen en meer persoonsgericht en cultuursensitief te werken. Ook moet een apart onderzoeksprogramma naar vrouwspecifieke aandoeningen worden opgesteld. En is er meer kennis nodig in de opleidingen van zorgprofessionals voor cultuur-, gender- en sekseverschillen, en voor discriminatie in het algemeen en onbewuste discriminatie van professionals.

Online discriminatie: meer bekendheid voor meldpunten

Om de meldingsbereidheid te verhogen en meer inzicht te krijgen in (onder andere de omvang van) online discriminatie is het belangrijk dat duidelijk is waar je online discriminatie en online ‘hate speech’ kunt melden. MiND moet meer bekendheid krijgen en beter vindbaar zijn als centraal meldpunt voor online discriminatie. Daarnaast moet er aandacht zijn voor het verder verstevigen en professionaliseren van kennis bij (andere) meldpunten voor online discriminatie, zoals de politie en de ADV’s. Verder is beter en uitgebreider inzicht nodig in alle online discriminatiemeldingen, zodat deze cijfers meegenomen kunnen worden in de jaarlijkse rapportage over discriminatiecijfers.

Internationaal en nationaal zijn er ‘good’ en ‘bad practices’ verzameld over zowel online discriminatie en online ‘hate speech’ als hoe dit kan worden tegengegaan. Er wordt verkend hoe een kennisbank kan worden opgezet om deze practices samen te brengen en te ontsluiten. Hierbij wordt ook bekeken of de kennisbank het beste bij bijvoorbeeld een centraal meldpunt of een kennisinstituut geborgd kan worden. Ook wordt nader onderzocht of peer-to-peer educatie kan worden ingezet om online discriminatie en online ‘hate speech’ tegen te gaan. Hierbij wordt onder andere gekeken naar bewustwording en sociale normstelling online.