
3.1 Inleiding
Hoe heerlijk is het, dat niemand een minuut hoeft te wachten met te beginnen de wereld langzaam te doen veranderen!
Anne Frank
Discriminatie is een veelkoppig monster. Het gebeurt in alle domeinen van de samenleving: de zorg, het onderwijs, de arbeidsmarkt, de woningmarkt, op straat, in de horeca. En het gebeurt op allerlei gronden: bijvoorbeeld op basis van etnische achtergrond, gender, geloof en levensovertuiging, seksuele oriëntatie en genderidentiteit, een handicap en leeftijd. Het is daarom van belang om in kaart te brengen welke vormen discriminatie precies aanneemt en welke burgers daar precies en op welk moment last van hebben. Nadat het probleem goed in kaart is gebracht, moet ook worden onderzocht welke aanpak precies werkt.
Het (leren) herkennen van discriminatie en racisme is van essentieel belang om die te kunnen voorkomen, monitoren, melden en bestraffen. Om te weten wat het is en hoe we het aan moeten pakken, wordt er in Nederland veel onderzoek gedaan naar discriminatie en racisme. Dit onderzoek kan ook bijdragen aan een verantwoorde keuze van beleidsdoelen en het aangeven van voor- en nadelen van de verschillende wegen om deze doelen te bereiken. Met de juiste informatie en kaders kan ook de uitvoering van interdepartementaal beleid geëvalueerd worden. Hierbij kan nationaal onderzoek (van bijvoorbeeld CBS en SCP) en internationaal onderzoek (van bijvoorbeeld OESO, VN, EU) gebruikt worden.
Het is ook belangrijk om zicht te blijven houden op de mate van ervaren discriminatie en meldingsbereidheid. Ervaren discriminatie is nu twee keer onderzocht door het SCP. Ook is recent door het CBS in het kader van de Veiligheidsmonitor onderzoek gedaan naar ervaren discriminatie. In beide onderzoeken is ook stil gestaan bij de meldingsbereidheid. Het Kennisplatform Integratie en Samenleving (KIS) publiceert over de werkzame mechanismen in de aanpak van discriminatie. Ook wordt jaarlijks gemelde discriminatie in een cijferrapport met duiding gepubliceerd.
Precieze kennis van de manier waarop discriminatie zich uit is belangrijk, omdat het niet altijd voor de hand liggend is. Zo bleek bijvoorbeeld uit onderzoek van het SCP in 2015 dat de houding ten opzichte van homoseksualiteit in Nederland zich op een verrassende manier uit: heteroseksuelen bleken er bijvoorbeeld geen problemen mee te hebben dat homo’s en lesbiennes met elkaar trouwden, maar hadden wel problemen met het zien van openlijke affectie in het straatbeeld.
Uit onderzoek blijkt ook dat waar 27 procent van alle Nederlanders discriminatie ervaart, dit onder moslims 55 procent is. 34 Bij de ADV’s gaat een belangrijk deel van de klachten over godsdienst, waaronder over moslimdiscriminatie. Discriminatie is derhalve voor veel islamitische mensen in Nederland helaas vaak een zeer alledaagse ervaring, die grote impact heeft op hun leven.
Ook op de arbeidsmarkt kan onderzoek licht schijnen op de precieze uitwerking van discriminatie en racisme. Zo hebben het afgelopen decennium verschillende onderzoeken onder meer aangetoond dat sollicitanten met een niet-Nederlandse achternaam minder kans hebben op een uitnodiging voor een sollicitatiegesprek. En dat personen met een Nederlandse naam in de eerste selectiefase ongeveer 60 procent meer kans hebben op een uitnodiging dan personen met een Arabisch klinkende naam, ondanks een even goed cv. Ook is gebleken dat personen zonder migratieachtergrond met een strafblad voor een geweldsdelict nog steeds een grotere kans hebben op een positieve reactie na een sollicitatie, dan personen met een migratieachtergrond zonder strafblad. In Nederland blijkt discriminatie in werving en selectie van mensen met een Turkse of Marokkaanse achtergrond daarnaast significant vaker voor te komen dan bijv. in Spanje en Duitsland. 35
Naast discriminatie op grond van afkomst, religie en huidskleur, vindt discriminatie op de arbeidsmarkt ook plaats op basis van leeftijd, sekse en seksuele gerichtheid. Transgenderpersonen en mensen die een beperking hebben, krijgen ook te maken met arbeidsmarktdiscriminatie.
Recent onderzoek van expertisecentrum Pharos heeft aangetoond dat ook in de zorg discriminatie en racisme voorkomen. 36 Niet altijd krijgen mensen met een migratieachtergrond dezelfde of de meest passende diagnose en behandeling in vergelijking met mensen zonder migratieachtergrond. Sommige patiënten of cliënten zouden door hun etnische afkomst juist andere, specifieke zorg moeten ontvangen, maar door de overwegend Westers georiënteerde gezondheidszorg is dat nog vaak niet het geval. De ervaren kwaliteit van de zorg en de tevredenheid over behandelingen zijn in deze groep patiënten vaak minder hoog. Discriminatie op grond van etnische afkomst heeft invloed op de kansen die mensen hebben op een goede gezondheid. Hiermee draagt discriminatie bij aan het vergroten van de gezondheidsverschillen tussen groepen met en zonder een migratieachtergrond. Uit onderzoek blijkt dat er een duidelijk verband is tussen de mate van ervaren discriminatie en verschillende fysieke aandoeningen. Ervaren discriminatie vergroot het risico op onder meer hart- en vaatziekten, hoge bloeddruk, obesitas en een minder goed werkend immuunsysteem. Ook blijkt er een verband tussen ervaren discriminatie en negatieve gevolgen voor de mentale gezondheid. Deze verschillen bestaan overigens ook tussen verschillende genders. Zo blijven vrouwspecifieke aandoeningen onderbelicht in de zorg.
Zoals gezegd neemt discriminatie vele vormen aan en is kennis nodig om het te herkennen en aan te pakken. Meldingen over discriminatie zijn een andere belangrijke indicator in de omvang en eventuele aanpak van discriminatie. De informatie die een melding oplevert is van groot belang voor de richting van de aanpak en gerichte interventies. Daarnaast kunnen door meldingen concrete problemen aangekaart worden. En melden is een mogelijkheid om personen die discriminatie ervaren bij te staan en hulp te bieden. Uit onderzoek van het College voor de Rechten van de Mens blijkt dat de meeste organisaties waar het College discriminatie vaststelt, het oordeel van het College opvolgen door maatregelen te treffen.
Er is een groot gat tussen het aantal mensen dat discriminatie ervaart en het aantal mensen dat melding daarvan doet. Zoals eerder vermeld blijkt uit het laatste onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau naar ervaren discriminatie dat 27 procent van de Nederlanders discriminatie ervaart. De jaarlijkse cijfers van de Politie, ADV’s, MIND, College voor de Rechten van de Mens en de nationale ombudsman laten zien dat slechts 3 procent van de ervaringen worden gemeld of geregistreerd.
De ADV’s registreerden in 2021 6.922 discriminatiemeldingen, een stijging van 26 procent ten opzichte van 2020. De politie registreerde 6.580 discriminatie-incidenten, een stijging van 7 procent. Het College ontving 739 verzoeken om een oordeel, een stijging van 16 procent. Bij MiND kwamen 339 meldingen van internetdiscriminatie binnen, minder dan de helft van het voorgaande jaar. De Nationale ombudsman ontving 321 klachten over discriminatie door overheidsinstanties, een ruime verdubbeling van het aantal klachten. De kinderombudsman registreerde tien klachten die te maken hebben met discriminatie, drie minder dan het jaar ervoor.

De breed gedeelde wens om de meldingsbereidheid te verhogen is een prioriteit van het kabinet. In het coalitieakkoord is opgenomen dat de aangiftebereidheid omhoog moet. Het kabinet is de afgelopen jaren gestart met het verbeteren van de meldingsbereidheid. Om die bereidheid te vergroten is inzicht nodig in waarom mensen wel of niet melden. Daar is in verschillende townhallsessies ook aandacht voor gevraagd. Uit onder andere de Proeftuin Moslimdiscriminatie Melden blijkt dat er achterliggende oorzaken van de hoge drempel van melden zijn: een gebrek aan bekendheid, een laag vertrouwen in instituties, weinig zicht op wat het resultaat is van melden en in sommige gevallen speelt ook een taalbarrière een rol.
Hieruit blijkt ook het belang van zichtbaarheid, vindbaarheid en kwaliteit van de ADV’s. Ook blijkt dat een meldingsproces dat leidt tot handelingsperspectieven (en mogelijk zelfs genoegdoening) voor de melder belangrijk is.
In de rest van dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij lopend beleid en beleidsinterventies die zijn gericht op het herkennen en melden van discriminatie en racisme.
Voetnoten
34. SCP rapport ‘Ervaren Discriminatie in Nederland II’, maart 2020
35. https://www.kis.nl/artikel/vijf-feiten-over-discriminatie-werving-en-selectie
36. Discriminatie en Gezondheid, Over de invloed van discriminatie (in de zorg) op gezondheidsverschillen en wat we hieraan kunnen doen, Pharos Expertisecentrum Gezondheidsverschillen, 2022