Aanbiedingsbrief

Aan de leden van het Kabinet
T.a.v. de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
H.G.J. Bruins Slot,
coördinerend minister voor de aanpak van discriminatie en racisme
Datum: 31 augustus 2022
Betreft: Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme
Excellentie,
Het is onacceptabel als mensen gediscrimineerd worden of als zij niet openlijk zichzelf kunnen zijn. Daarom moet er een sterke vuist gemaakt worden tegen discriminatie en racisme.
Te vaak worden mensen in Nederland gediscrimineerd. Te vaak hebben mensen het gevoel niet mee te tellen. Ruim een kwart van de Nederlanders heeft recent discriminatie ervaren. Al meerdere jaren op rij is er een toename te zien van het aantal meldingen van discriminatie en racisme. Dat vraagt om een stevige aanpak van elke vorm van uitsluiting. Een aanpak die onderstreept dat gelijkwaardigheid, rechtvaardigheid en inclusiviteit in Europees en Caribisch Nederland de norm is. Die aanpak is vervat in het bijgevoegde Nationaal Programma tegen Discriminatie en Racisme, dat ik u hierbij aanbied.
Opdracht NCDR en draagvlak
Mijn opdracht was om op basis van gesprekken met de samenleving te onderzoeken welke extra maatregelen en ideeën wenselijk zijn en vervolgens met de verschillende departementen te bezien welke maatregelen en ideeën door het kabinet kunnen worden overgenomen en geïmplementeerd. Bijgaand Nationaal Programma kan – conform uw opdracht – op instemming rekenen van de betrokken departementen.
De afgelopen maanden ben ik met tientallen maatschappelijke organisaties en vele honderden burgers – vaak slachtoffers van discriminatie – in gesprek gegaan, middels persoonlijke gesprekken en 22 groepsbijeenkomsten in het hele land, de zogenoemde “Townhallsessies”. Ik heb geluisterd naar hun verhalen en signalen en naar hun ideeën om de aanpak te versterken. Het heeft mij geraakt hoe pijnlijk de ervaringen zijn van mensen die slachtoffer werden van uitsluiting. En ook hoe ervaren uitsluiting leidt tot wantrouwen tegen de overheid, toenemende polarisatie en uiteindelijk tot mensen die helemaal afhaken.
Evengoed zijn we samen met alle gesprekspartners op zoek gegaan naar kansen om de aanpak van het antidiscriminatie- en antiracismebeleid te versterken.
De meerwaarde van de keuze van het kabinet om de Regeringscommissaris tegen Discriminatie en Racisme niet als onafhankelijk adviesorgaan te positioneren, maar als coördinator tussen samenleving en departementen, is dat de maatregelen die uiteindelijk een plek hebben gekregen in het Nationaal Programma ook daadwerkelijk geïmplementeerd zullen worden. Dat levert een belangrijke bijdrage aan de aanpak van discriminatie en racisme.
Het nadeel van deze werkwijze is echter dat sommige ideeën uit de samenleving al in een vroeg stadium stuitten op financiële of bestuurlijke obstakels en daardoor geen plek hebben gekregen in het Nationaal Programma. Op sommige onderdelen ben ik er echter van overtuigd dat verdergaande maatregelen of aanpassingen van beleid wenselijk en haalbaar zijn om versneld te kunnen komen tot een inclusieve samenleving. Ik neem graag de vrijheid om – in aanvulling op het Nationaal Programma – enkele van deze punten expliciet onder uw aandacht te brengen:
- In aansluiting op mijn pleidooi om van 1 juli een nationale feestdag te maken, onderschrijf ik de breed gedragen wens tot het aanbieden van formele excuses door de Nederlandse overheid voor het slavernijverleden. Het is van grote betekenis voor de nazaten van de tot slaaf gemaakten, die tot op de dag van vandaag de doorwerking hiervan ervaren. Ik deel de conclusies van het Adviescollege Dialooggroep Slavernijverleden dat erkenning gepaard moet gaan met excuses, dat het helpt bij de heling van historisch leed, maar vooral ook dat het gericht is op het bouwen van een gezamenlijke toekomst.
- Het gesprek over de vraag in hoeverre religieuze uitingen (zoals een hoofddoek, keppeltje of tulband) in de kleding van politieagenten zouden moeten worden toegestaan, is nog verre van uitgekristalliseerd. In de Tweede Kamer is in moties aangegeven dat de seculariteit van de overheid met zich meebrengt dat bij het uniform geen uitingen van geloofsovertuigingen passen. Tijdens de door mij georganiseerde Townhallsessies en gesprekken met betrokken instanties heb ik echter veelvuldig de wens gehoord dat religieuze uitingen in de kleding van politieagenten (en BOA’s) worden toegestaan. Daarbij werd het standpunt gehuldigd dat dat niet afdoet aan de professionaliteit en neutraliteit van de overheid. Ik deel dit standpunt. De politie is er voor iedereen en van iedereen en dient de gehele samenleving.
Nu nog worden bepaalde groepen mensen uitgesloten om onderdeel te zijn van deze belangrijke organisatie. Neutraliteit betekent echter dat politieagenten hun werk objectief en onpartijdig doen. De gedachte dat politieagenten door het dragen van een religieus symbool hun functie niet onpartijdig kunnen uitoefenen, vind ik onjuist en onnodig stigmatiserend. Hiermee laten we de kans liggen om de politie te versterken, met name met een grote groep vrouwen. - In mijn gesprekken in de samenleving, zowel met individuele burgers als belangenorganisaties, heb ik gemerkt dat de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (de zogenoemde “Rotterdamwet”) door haar selectieve woningtoewijzing ingrijpende gevolgen heeft voor individuele woningzoekenden. Mensen worden ongelijk behandeld op grond van diverse criteria waarvan migranten bovengemiddeld de dupe worden. De wet werkt dus onbedoeld discriminerend. Mijn voorstel is om het meest omstreden artikel van de wet (artikel 8, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen nieuwkomers en mensen die al langer in de regio wonen) in zijn geheel te schrappen om elke vorm van onbedoelde discriminatie te voorkomen.
Tot slot
U heeft mij de opdracht meegegeven de rol van de NCDR werkendeweg vorm te geven. Terecht gaf u aan dat het eerste jaar vooral in het teken zou staan van “pionieren”. Ik kijk ernaar uit om het komende jaar nader invulling te geven aan deze rol en aan de verdere groei van het Nationaal Programma. Het gesprek met maatschappelijke organisaties en burgers zal daarbij opnieuw van grote betekenis zijn. Mijn voornemen is dat gesprek de komende jaren te blijven voeren en zelfs te intensiveren.
Ik zie het Nationaal Programma als een groeimodel en streef ernaar om in het najaar van 2023 te komen met een nieuw, geactualiseerd programma met aanvullende – en eveneens door het kabinet gedragen – versterkingen. Het is mijn voornemen om jaarlijks een Nationaal Programma uit te brengen in een voortdurend streven naar een Nederland waarin iedereen gelijk wordt behandeld en niemand wordt uitgesloten.
Hoogachtend,
Rabin S. Baldewsingh
Nationaal Coördinator tegen Discriminatie en Racisme